NL: procederen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geprocedeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik procedeer jij procedeert hij procedeert wij procederen jullie procederen zij procederen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geprocedeerd jij hebt geprocedeerd hij heeft geprocedeerd wij hebben geprocedeerd jullie hebben geprocedeerd zij hebben geprocedeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik procedeerde jij procedeerde hij procedeerde wij procedeerden jullie procedeerden zij procedeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geprocedeerd jij had geprocedeerd hij had geprocedeerd wij hadden geprocedeerd jullie hadden geprocedeerd zij hadden geprocedeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal procederen jij zult procederen hij zal procederen wij zullen procederen jullie zullen procederen zij zullen procederen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geprocedeerd hebben jij zult geprocedeerd hebben hij zal geprocedeerd hebben wij zullen geprocedeerd hebben jullie zullen geprocedeerd hebben zij zullen geprocedeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou procederen jij zou procederen hij zou procederen wij zouden procederen jullie zouden procederen zij zouden procederen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geprocedeerd hebben jij zou geprocedeerd hebben hij zou geprocedeerd hebben wij zouden geprocedeerd hebben jullie zouden geprocedeerd hebben zij zouden geprocedeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
procedeer
|
Aanvoegende wijs |
procedere |