Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: privilegieren
NL: privilegiëren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geprivilegieerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik privilegiër
jij privilegiërt
hij privilegiërt
wij privilegiëren
jullie privilegiëren
zij privilegiëren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geprivilegieerd
jij hebt geprivilegieerd
hij heeft geprivilegieerd
wij hebben geprivilegieerd
jullie hebben geprivilegieerd
zij hebben geprivilegieerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik privilegieerde
jij privilegieerde
hij privilegieerde
wij privilegieerden
jullie privilegieerden
zij privilegieerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geprivilegieerd
jij had geprivilegieerd
hij had geprivilegieerd
wij hadden geprivilegieerd
jullie hadden geprivilegieerd
zij hadden geprivilegieerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal privilegiëren
jij zult privilegiëren
hij zal privilegiëren
wij zullen privilegiëren
jullie zullen privilegiëren
zij zullen privilegiëren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geprivilegieerd hebben
jij zult geprivilegieerd hebben
hij zal geprivilegieerd hebben
wij zullen geprivilegieerd hebben
jullie zullen geprivilegieerd hebben
zij zullen geprivilegieerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou privilegiëren
jij zou privilegiëren
hij zou privilegiëren
wij zouden privilegiëren
jullie zouden privilegiëren
zij zouden privilegiëren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geprivilegieerd hebben
jij zou geprivilegieerd hebben
hij zou geprivilegieerd hebben
wij zouden geprivilegieerd hebben
jullie zouden geprivilegieerd hebben
zij zouden geprivilegieerd hebben

Gebiedende wijs
privilegiër

Aanvoegende wijs
privilegiëre


DE: privilegieren    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
privilegiert
privilegierend

Indikativ Präsens
ich privilegiere
du privilegierst
er privilegiert
wir privilegieren
ihr privilegiert
sie; Sie privilegieren

Indikativ Perfekt
ich habe privilegiert
du hast privilegiert
er hat privilegiert
wir haben privilegiert
ihr habt privilegiert
sie; Sie haben privilegiert

Indikativ Präteritum
ich privilegierte
du privilegiertest
er privilegierte
wir privilegierten
ihr privilegiertet
sie; Sie privilegierten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte privilegiert
du hattest privilegiert
er hatte privilegiert
wir hatten privilegiert
ihr hattet privilegiert
sie; Sie hatten privilegiert

Indikativ Futur I
ich werde privilegieren
du wirst privilegieren
er wird privilegieren
wir werden privilegieren
ihr werdet privilegieren
sie; Sie werden privilegieren

Indikativ Futur II
ich werde privilegiert haben
du wirst privilegiert haben
er wird privilegiert haben
wir werden privilegiert haben
ihr werdet privilegiert haben
sie; Sie werden privilegiert haben

Konjunktiv I Präsens
ich privilegiere
du privilegierest
er privilegiere
wir privilegieren
ihr privilegieret
sie; Sie privilegieren

Konjunktiv I Perfekt
ich habe privilegiert
du habest privilegiert
er habe privilegiert
wir haben privilegiert
ihr habet privilegiert
sie; Sie haben privilegiert

Konjunktiv II Präsens
ich privilegierte
du privilegiertest
er privilegierte
wir privilegierten
ihr privilegiertet
sie; Sie privilegierten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte privilegiert
du hättest privilegiert
er hätte privilegiert
wir hätten privilegiert
ihr hättet privilegiert
sie; Sie hätten privilegiert

Konjunktiv II Futur I
ich würde privilegieren
du würdest privilegieren
er würde privilegieren
wir würden privilegieren
ihr würdet privilegieren
sie; Sie würden privilegieren

Konjunktiv II Futur II
ich würde privilegiert haben
du würdest privilegiert haben
er würde privilegiert haben
wir würden privilegiert haben
ihr würdet privilegiert haben
sie; Sie würden privilegiert haben

der Imperativ
du privilegiere


Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden