NL: prijzen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geprijsd / geprezen
Noot: de prijs opgeven = geprijsd iemand een compliment geven = geprezen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik prijs jij prijst hij prijst wij prijzen jullie prijzen zij prijzen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geprijsd / geprezen jij hebt geprijsd / geprezen hij heeft geprijsd / geprezen wij hebben geprijsd / geprezen jullie hebben geprijsd / geprezen zij hebben geprijsd / geprezen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik prijsde / prees jij prijsde / prees hij prijsde / prees wij prijsden / prezen jullie prijsden / prezen zij prijsden / prezen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geprijsd / geprezen jij had geprijsd / geprezen hij had geprijsd / geprezen wij hadden geprijsd / geprezen jullie hadden geprijsd / geprezen zij hadden geprijsd / geprezen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal prijzen jij zult prijzen hij zal prijzen wij zullen prijzen jullie zullen prijzen zij zullen prijzen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geprijsd / geprezen hebben jij zult geprijsd / geprezen hebben hij zal geprijsd / geprezen hebben wij zullen geprijsd / geprezen hebben jullie zullen geprijsd / geprezen hebben zij zullen geprijsd / geprezen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou prijzen jij zou prijzen hij zou prijzen wij zouden prijzen jullie zouden prijzen zij zouden prijzen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geprijsd / geprezen hebben jij zou geprijsd / geprezen hebben hij zou geprijsd / geprezen hebben wij zouden geprijsd / geprezen hebben jullie zouden geprijsd / geprezen hebben zij zouden geprijsd / geprezen hebben
|
| Gebiedende wijs |
prijs
|
| Aanvoegende wijs |
| prijze |