NL: pricen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepricet
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik price jij pricet hij pricet wij pricen jullie pricen zij pricen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepricet jij hebt gepricet hij heeft gepricet wij hebben gepricet jullie hebben gepricet zij hebben gepricet
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik pricete jij pricete hij pricete wij priceten jullie priceten zij priceten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepricet jij had gepricet hij had gepricet wij hadden gepricet jullie hadden gepricet zij hadden gepricet
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal pricen jij zult pricen hij zal pricen wij zullen pricen jullie zullen pricen zij zullen pricen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepricet hebben jij zult gepricet hebben hij zal gepricet hebben wij zullen gepricet hebben jullie zullen gepricet hebben zij zullen gepricet hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou pricen jij zou pricen hij zou pricen wij zouden pricen jullie zouden pricen zij zouden pricen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepricet hebben jij zou gepricet hebben hij zou gepricet hebben wij zouden gepricet hebben jullie zouden gepricet hebben zij zouden gepricet hebben
|
| Gebiedende wijs |
price
|
| Aanvoegende wijs |
| price |