NL: prevaleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geprevaleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik prevaleer jij prevaleert hij prevaleert wij prevaleren jullie prevaleren zij prevaleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geprevaleerd jij hebt geprevaleerd hij heeft geprevaleerd wij hebben geprevaleerd jullie hebben geprevaleerd zij hebben geprevaleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik prevaleerde jij prevaleerde hij prevaleerde wij prevaleerden jullie prevaleerden zij prevaleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geprevaleerd jij had geprevaleerd hij had geprevaleerd wij hadden geprevaleerd jullie hadden geprevaleerd zij hadden geprevaleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal prevaleren jij zult prevaleren hij zal prevaleren wij zullen prevaleren jullie zullen prevaleren zij zullen prevaleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geprevaleerd hebben jij zult geprevaleerd hebben hij zal geprevaleerd hebben wij zullen geprevaleerd hebben jullie zullen geprevaleerd hebben zij zullen geprevaleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou prevaleren jij zou prevaleren hij zou prevaleren wij zouden prevaleren jullie zouden prevaleren zij zouden prevaleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geprevaleerd hebben jij zou geprevaleerd hebben hij zou geprevaleerd hebben wij zouden geprevaleerd hebben jullie zouden geprevaleerd hebben zij zouden geprevaleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
prevaleer
|
| Aanvoegende wijs |
| prevalere |