NL: pretenderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepretendeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik pretendeer jij pretendeert hij pretendeert wij pretenderen jullie pretenderen zij pretenderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepretendeerd jij hebt gepretendeerd hij heeft gepretendeerd wij hebben gepretendeerd jullie hebben gepretendeerd zij hebben gepretendeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik pretendeerde jij pretendeerde hij pretendeerde wij pretendeerden jullie pretendeerden zij pretendeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepretendeerd jij had gepretendeerd hij had gepretendeerd wij hadden gepretendeerd jullie hadden gepretendeerd zij hadden gepretendeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal pretenderen jij zult pretenderen hij zal pretenderen wij zullen pretenderen jullie zullen pretenderen zij zullen pretenderen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepretendeerd hebben jij zult gepretendeerd hebben hij zal gepretendeerd hebben wij zullen gepretendeerd hebben jullie zullen gepretendeerd hebben zij zullen gepretendeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou pretenderen jij zou pretenderen hij zou pretenderen wij zouden pretenderen jullie zouden pretenderen zij zouden pretenderen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepretendeerd hebben jij zou gepretendeerd hebben hij zou gepretendeerd hebben wij zouden gepretendeerd hebben jullie zouden gepretendeerd hebben zij zouden gepretendeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
pretendeer
|
Aanvoegende wijs |
pretendere |