NL: pressen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geprest
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik pres jij prest hij prest wij pressen jullie pressen zij pressen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geprest jij hebt geprest hij heeft geprest wij hebben geprest jullie hebben geprest zij hebben geprest
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik preste jij preste hij preste wij presten jullie presten zij presten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geprest jij had geprest hij had geprest wij hadden geprest jullie hadden geprest zij hadden geprest
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal pressen jij zult pressen hij zal pressen wij zullen pressen jullie zullen pressen zij zullen pressen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geprest hebben jij zult geprest hebben hij zal geprest hebben wij zullen geprest hebben jullie zullen geprest hebben zij zullen geprest hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou pressen jij zou pressen hij zou pressen wij zouden pressen jullie zouden pressen zij zouden pressen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geprest hebben jij zou geprest hebben hij zou geprest hebben wij zouden geprest hebben jullie zouden geprest hebben zij zouden geprest hebben
|
| Gebiedende wijs |
pres
|
| Aanvoegende wijs |
| presse |