NL: presenteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepresenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik presenteer jij presenteert hij presenteert wij presenteren jullie presenteren zij presenteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepresenteerd jij hebt gepresenteerd hij heeft gepresenteerd wij hebben gepresenteerd jullie hebben gepresenteerd zij hebben gepresenteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik presenteerde jij presenteerde hij presenteerde wij presenteerden jullie presenteerden zij presenteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepresenteerd jij had gepresenteerd hij had gepresenteerd wij hadden gepresenteerd jullie hadden gepresenteerd zij hadden gepresenteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal presenteren jij zult presenteren hij zal presenteren wij zullen presenteren jullie zullen presenteren zij zullen presenteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepresenteerd hebben jij zult gepresenteerd hebben hij zal gepresenteerd hebben wij zullen gepresenteerd hebben jullie zullen gepresenteerd hebben zij zullen gepresenteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou presenteren jij zou presenteren hij zou presenteren wij zouden presenteren jullie zouden presenteren zij zouden presenteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepresenteerd hebben jij zou gepresenteerd hebben hij zou gepresenteerd hebben wij zouden gepresenteerd hebben jullie zouden gepresenteerd hebben zij zouden gepresenteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
presenteer
|
| Aanvoegende wijs |
| presentere |