NL: preciseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepreciseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik preciseer jij preciseert hij preciseert wij preciseren jullie preciseren zij preciseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepreciseerd jij hebt gepreciseerd hij heeft gepreciseerd wij hebben gepreciseerd jullie hebben gepreciseerd zij hebben gepreciseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik preciseerde jij preciseerde hij preciseerde wij preciseerden jullie preciseerden zij preciseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepreciseerd jij had gepreciseerd hij had gepreciseerd wij hadden gepreciseerd jullie hadden gepreciseerd zij hadden gepreciseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal preciseren jij zult preciseren hij zal preciseren wij zullen preciseren jullie zullen preciseren zij zullen preciseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepreciseerd hebben jij zult gepreciseerd hebben hij zal gepreciseerd hebben wij zullen gepreciseerd hebben jullie zullen gepreciseerd hebben zij zullen gepreciseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou preciseren jij zou preciseren hij zou preciseren wij zouden preciseren jullie zouden preciseren zij zouden preciseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepreciseerd hebben jij zou gepreciseerd hebben hij zou gepreciseerd hebben wij zouden gepreciseerd hebben jullie zouden gepreciseerd hebben zij zouden gepreciseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
preciseer
|
| Aanvoegende wijs |
| precisere |