NL: precipiteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geprecipiteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik precipiteer jij precipiteert hij precipiteert wij precipiteren jullie precipiteren zij precipiteren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geprecipiteerd jij hebt geprecipiteerd hij heeft geprecipiteerd wij hebben geprecipiteerd jullie hebben geprecipiteerd zij hebben geprecipiteerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik precipiteerde jij precipiteerde hij precipiteerde wij precipiteerden jullie precipiteerden zij precipiteerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geprecipiteerd jij had geprecipiteerd hij had geprecipiteerd wij hadden geprecipiteerd jullie hadden geprecipiteerd zij hadden geprecipiteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal precipiteren jij zult precipiteren hij zal precipiteren wij zullen precipiteren jullie zullen precipiteren zij zullen precipiteren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geprecipiteerd hebben jij zult geprecipiteerd hebben hij zal geprecipiteerd hebben wij zullen geprecipiteerd hebben jullie zullen geprecipiteerd hebben zij zullen geprecipiteerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou precipiteren jij zou precipiteren hij zou precipiteren wij zouden precipiteren jullie zouden precipiteren zij zouden precipiteren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geprecipiteerd hebben jij zou geprecipiteerd hebben hij zou geprecipiteerd hebben wij zouden geprecipiteerd hebben jullie zouden geprecipiteerd hebben zij zouden geprecipiteerd hebben
|
Gebiedende wijs |
precipiteer
|
Aanvoegende wijs |
precipitere |