NL: powerpointen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepowerpoint
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik powerpoint jij powerpoint hij powerpoint wij powerpointen jullie powerpointen zij powerpointen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepowerpoint jij hebt gepowerpoint hij heeft gepowerpoint wij hebben gepowerpoint jullie hebben gepowerpoint zij hebben gepowerpoint
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik powerpointte jij powerpointte hij powerpointte wij powerpointten jullie powerpointten zij powerpointten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepowerpoint jij had gepowerpoint hij had gepowerpoint wij hadden gepowerpoint jullie hadden gepowerpoint zij hadden gepowerpoint
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal powerpointen jij zult powerpointen hij zal powerpointen wij zullen powerpointen jullie zullen powerpointen zij zullen powerpointen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepowerpoint hebben jij zult gepowerpoint hebben hij zal gepowerpoint hebben wij zullen gepowerpoint hebben jullie zullen gepowerpoint hebben zij zullen gepowerpoint hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou powerpointen jij zou powerpointen hij zou powerpointen wij zouden powerpointen jullie zouden powerpointen zij zouden powerpointen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepowerpoint hebben jij zou gepowerpoint hebben hij zou gepowerpoint hebben wij zouden gepowerpoint hebben jullie zouden gepowerpoint hebben zij zouden gepowerpoint hebben
|
Gebiedende wijs |
powerpoint
|
Aanvoegende wijs |
powerpointe |