NL: potverteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
potverteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik potverteer jij potverteert hij potverteert wij potverteren jullie potverteren zij potverteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb potverteerd jij hebt potverteerd hij heeft potverteerd wij hebben potverteerd jullie hebben potverteerd zij hebben potverteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik potverteerde jij potverteerde hij potverteerde wij potverteerden jullie potverteerden zij potverteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had potverteerd jij had potverteerd hij had potverteerd wij hadden potverteerd jullie hadden potverteerd zij hadden potverteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal potverteren jij zult potverteren hij zal potverteren wij zullen potverteren jullie zullen potverteren zij zullen potverteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal potverteerd hebben jij zult potverteerd hebben hij zal potverteerd hebben wij zullen potverteerd hebben jullie zullen potverteerd hebben zij zullen potverteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou potverteren jij zou potverteren hij zou potverteren wij zouden potverteren jullie zouden potverteren zij zouden potverteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou potverteerd hebben jij zou potverteerd hebben hij zou potverteerd hebben wij zouden potverteerd hebben jullie zouden potverteerd hebben zij zouden potverteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
potverteer
|
| Aanvoegende wijs |
| potvertere |