NL: pompen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepompt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik pomp jij pompt hij pompt wij pompen jullie pompen zij pompen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepompt jij hebt gepompt hij heeft gepompt wij hebben gepompt jullie hebben gepompt zij hebben gepompt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik pompte jij pompte hij pompte wij pompten jullie pompten zij pompten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepompt jij had gepompt hij had gepompt wij hadden gepompt jullie hadden gepompt zij hadden gepompt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal pompen jij zult pompen hij zal pompen wij zullen pompen jullie zullen pompen zij zullen pompen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepompt hebben jij zult gepompt hebben hij zal gepompt hebben wij zullen gepompt hebben jullie zullen gepompt hebben zij zullen gepompt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou pompen jij zou pompen hij zou pompen wij zouden pompen jullie zouden pompen zij zouden pompen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepompt hebben jij zou gepompt hebben hij zou gepompt hebben wij zouden gepompt hebben jullie zouden gepompt hebben zij zouden gepompt hebben
|
| Gebiedende wijs |
pomp
|
| Aanvoegende wijs |
| pompe |