NL: podcasten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepodcast
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik podcast jij podcast hij podcast wij podcasten jullie podcasten zij podcasten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepodcast jij hebt gepodcast hij heeft gepodcast wij hebben gepodcast jullie hebben gepodcast zij hebben gepodcast
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik podcastte jij podcastte hij podcastte wij podcastten jullie podcastten zij podcastten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepodcast jij had gepodcast hij had gepodcast wij hadden gepodcast jullie hadden gepodcast zij hadden gepodcast
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal podcasten jij zult podcasten hij zal podcasten wij zullen podcasten jullie zullen podcasten zij zullen podcasten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepodcast hebben jij zult gepodcast hebben hij zal gepodcast hebben wij zullen gepodcast hebben jullie zullen gepodcast hebben zij zullen gepodcast hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou podcasten jij zou podcasten hij zou podcasten wij zouden podcasten jullie zouden podcasten zij zouden podcasten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepodcast hebben jij zou gepodcast hebben hij zou gepodcast hebben wij zouden gepodcast hebben jullie zouden gepodcast hebben zij zouden gepodcast hebben
|
| Gebiedende wijs |
podcast
|
| Aanvoegende wijs |
| podcaste |