Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: plonzen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geplonsd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik plons
jij plonst
hij plonst
wij plonzen
jullie plonzen
zij plonzen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geplonsd
jij hebt geplonsd
hij heeft geplonsd
wij hebben geplonsd
jullie hebben geplonsd
zij hebben geplonsd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik plonsde
jij plonsde
hij plonsde
wij plonsden
jullie plonsden
zij plonsden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geplonsd
jij had geplonsd
hij had geplonsd
wij hadden geplonsd
jullie hadden geplonsd
zij hadden geplonsd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal plonzen
jij zult plonzen
hij zal plonzen
wij zullen plonzen
jullie zullen plonzen
zij zullen plonzen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geplonsd hebben
jij zult geplonsd hebben
hij zal geplonsd hebben
wij zullen geplonsd hebben
jullie zullen geplonsd hebben
zij zullen geplonsd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou plonzen
jij zou plonzen
hij zou plonzen
wij zouden plonzen
jullie zouden plonzen
zij zouden plonzen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geplonsd hebben
jij zou geplonsd hebben
hij zou geplonsd hebben
wij zouden geplonsd hebben
jullie zouden geplonsd hebben
zij zouden geplonsd hebben

Gebiedende wijs
plons

Aanvoegende wijs
plonze

Voorbeelden

  1. Wie de grootste plons maakt.
    Biggest splash wins.
  2. Rico, geef ons een plons!
    Riko, manufacture puddle!
  3. Nu komt er een grote plons!
    Big splash coming up!
  4. En toen was er een plons.
    And then there was a splash.
  5. Ka-plons deed de kleine kikker
    Kerplunk went the little green frog
  6. Ka-plons deed de kleine kikker vannacht
    Kerplunk went the little green frog last night
  7. Parijs was als een plons in vers water.
    Paris was like a splash of cold water.
  8. Ik wil dat je een plons maakt, Sonny.
    I need you to make a splash, Sonny.
  9. Je moet het laten landen met een plons.
    You want to make it land with a plop.
  10. Ik hoorde een plons toen hij overboord ging.
    I heard a splash as he went overboard.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden