NL: plomberen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geplombeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik plombeer jij plombeert hij plombeert wij plomberen jullie plomberen zij plomberen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geplombeerd jij hebt geplombeerd hij heeft geplombeerd wij hebben geplombeerd jullie hebben geplombeerd zij hebben geplombeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik plombeerde jij plombeerde hij plombeerde wij plombeerden jullie plombeerden zij plombeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geplombeerd jij had geplombeerd hij had geplombeerd wij hadden geplombeerd jullie hadden geplombeerd zij hadden geplombeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal plomberen jij zult plomberen hij zal plomberen wij zullen plomberen jullie zullen plomberen zij zullen plomberen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geplombeerd hebben jij zult geplombeerd hebben hij zal geplombeerd hebben wij zullen geplombeerd hebben jullie zullen geplombeerd hebben zij zullen geplombeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou plomberen jij zou plomberen hij zou plomberen wij zouden plomberen jullie zouden plomberen zij zouden plomberen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geplombeerd hebben jij zou geplombeerd hebben hij zou geplombeerd hebben wij zouden geplombeerd hebben jullie zouden geplombeerd hebben zij zouden geplombeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
plombeer
|
Aanvoegende wijs |
plombere |