Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ploeteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geploeterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ploeter
jij ploetert
hij ploetert
wij ploeteren
jullie ploeteren
zij ploeteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geploeterd
jij hebt geploeterd
hij heeft geploeterd
wij hebben geploeterd
jullie hebben geploeterd
zij hebben geploeterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ploeterde
jij ploeterde
hij ploeterde
wij ploeterden
jullie ploeterden
zij ploeterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geploeterd
jij had geploeterd
hij had geploeterd
wij hadden geploeterd
jullie hadden geploeterd
zij hadden geploeterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ploeteren
jij zult ploeteren
hij zal ploeteren
wij zullen ploeteren
jullie zullen ploeteren
zij zullen ploeteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geploeterd hebben
jij zult geploeterd hebben
hij zal geploeterd hebben
wij zullen geploeterd hebben
jullie zullen geploeterd hebben
zij zullen geploeterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ploeteren
jij zou ploeteren
hij zou ploeteren
wij zouden ploeteren
jullie zouden ploeteren
zij zouden ploeteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geploeterd hebben
jij zou geploeterd hebben
hij zou geploeterd hebben
wij zouden geploeterd hebben
jullie zouden geploeterd hebben
zij zouden geploeterd hebben

Gebiedende wijs
ploeter

Aanvoegende wijs
ploetere

Voorbeelden

  1. En hoe ploeter ik?
    And how am I plodding?
  2. Ik ploeter door dit heen...
    I 'm trudging in through this...
  3. Ploeteren en ploeteren en ploeteren.
    Plodding and plodding and plodding.
  4. Ik ploeter over m' n volgende zet, maar zo erg is het niet.
    I might be floundering for my next move, but I 'm not that bad.
  5. Ik zag jullie ploeteren.
    I saw you hustling back here.
  6. Weer hard gaan ploeteren?
    Back to the grind?
  7. Ploeteren in zijn' delicate gezinsaangelegenheid'.
    Dabbling in his 'delicate domestic matter'.
  8. Ik ging weer door met ploeteren.
    I continued plugging away.
  9. Laat me raden. Ploeteren voor de slechteriken?
    Let me guess, rooting for the bad guys?
  10. De kindertjes die overal zitten te ploeteren.
    Their little urchins skedaddling about.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden