Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: pleisteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gepleisterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik pleister
jij pleistert
hij pleistert
wij pleisteren
jullie pleisteren
zij pleisteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gepleisterd
jij hebt gepleisterd
hij heeft gepleisterd
wij hebben gepleisterd
jullie hebben gepleisterd
zij hebben gepleisterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik pleisterde
jij pleisterde
hij pleisterde
wij pleisterden
jullie pleisterden
zij pleisterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gepleisterd
jij had gepleisterd
hij had gepleisterd
wij hadden gepleisterd
jullie hadden gepleisterd
zij hadden gepleisterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal pleisteren
jij zult pleisteren
hij zal pleisteren
wij zullen pleisteren
jullie zullen pleisteren
zij zullen pleisteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gepleisterd hebben
jij zult gepleisterd hebben
hij zal gepleisterd hebben
wij zullen gepleisterd hebben
jullie zullen gepleisterd hebben
zij zullen gepleisterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou pleisteren
jij zou pleisteren
hij zou pleisteren
wij zouden pleisteren
jullie zouden pleisteren
zij zouden pleisteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gepleisterd hebben
jij zou gepleisterd hebben
hij zou gepleisterd hebben
wij zouden gepleisterd hebben
jullie zouden gepleisterd hebben
zij zouden gepleisterd hebben

Gebiedende wijs
pleister

Aanvoegende wijs
pleistere

Voorbeelden

  1. Pleister
    Plaster
  2. Nicotine pleister.
    How? Nicotine patch.
  3. Ze is' n pleister op' n pleister.
    She 's like a band-aid on a band-aid.
  4. Een nicotine pleister.
    A nicotine patch.
  5. Pleister bedoel je!
    The word is patch!
  6. Zelfs geen pleister.
    Not even a Band-Aid.
  7. Even een pleister pakken.
    I 'll get you a plaster.
  8. idem soort hard pleister
    scagliola
  9. Wil je een pleister?
    Should I put a band-aid on that?
  10. Wat is die pleister?
    What 's with this plaster?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden