Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: platleggen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
platgelegd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik leg plat
jij legt plat
hij legt plat
wij leggen plat
jullie leggen plat
zij leggen plat

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik platleg
dat jij platlegt
dat hij platlegt
dat wij platleggen
dat jullie platleggen
dat zij platleggen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb platgelegd
jij hebt platgelegd
hij heeft platgelegd
wij hebben platgelegd
jullie hebben platgelegd
zij hebben platgelegd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik legde plat
jij legde plat
hij legde plat
wij legden plat
jullie legden plat
zij legden plat

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik platlegde
dat jij platlegde
dat hij platlegde
dat wij platlegden
dat jullie platlegden
dat zij platlegden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had platgelegd
jij had platgelegd
hij had platgelegd
wij hadden platgelegd
jullie hadden platgelegd
zij hadden platgelegd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal platleggen
jij zult platleggen
hij zal platleggen
wij zullen platleggen
jullie zullen platleggen
zij zullen platleggen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal platgelegd hebben
jij zult platgelegd hebben
hij zal platgelegd hebben
wij zullen platgelegd hebben
jullie zullen platgelegd hebben
zij zullen platgelegd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou platleggen
jij zou platleggen
hij zou platleggen
wij zouden platleggen
jullie zouden platleggen
zij zouden platleggen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou platgelegd hebben
jij zou platgelegd hebben
hij zou platgelegd hebben
wij zouden platgelegd hebben
jullie zouden platgelegd hebben
zij zouden platgelegd hebben

Gebiedende wijs
leg plat

Aanvoegende wijs
platlegge

Voorbeelden

  1. Wil je Legoland platleggen?
    You want to take out legoland?
  2. Dus je wilt ons platleggen?
    So you want to shut us down?
  3. We moeten het systeem platleggen.
    We 'll have to shut the system down.
  4. En de transportroute naar de stad platleggen.
    Not to mention shutting down a main economic artery to the city.
  5. Dit zal het gebouw platleggen en mensen doden.
    This will level that building and kill people.
  6. Te druk met het platleggen van het Vrijheidsbeeld?
    Too busy tearing down the Statue of Liberty?
  7. Als we het mobiele netwerk platleggen, dan weten ze het.
    If we take down the mobile network, they 'll know.
  8. Ons voornaamste doel, heren, is de Freedom League server platleggen.
    Our primary objective, gentlemen, is to take out the Freedom League server.
  9. Oke, als hij handelt als een mobiele telefoon, kunnen we dan de zendmast niet platleggen?
    Okay, if it 's acting like a cell phone, can 't we just knock down the cell tower?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden