Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: planeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geplaneerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik planeer
jij planeert
hij planeert
wij planeren
jullie planeren
zij planeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geplaneerd
jij hebt geplaneerd
hij heeft geplaneerd
wij hebben geplaneerd
jullie hebben geplaneerd
zij hebben geplaneerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik planeerde
jij planeerde
hij planeerde
wij planeerden
jullie planeerden
zij planeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geplaneerd
jij had geplaneerd
hij had geplaneerd
wij hadden geplaneerd
jullie hadden geplaneerd
zij hadden geplaneerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal planeren
jij zult planeren
hij zal planeren
wij zullen planeren
jullie zullen planeren
zij zullen planeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geplaneerd hebben
jij zult geplaneerd hebben
hij zal geplaneerd hebben
wij zullen geplaneerd hebben
jullie zullen geplaneerd hebben
zij zullen geplaneerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou planeren
jij zou planeren
hij zou planeren
wij zouden planeren
jullie zouden planeren
zij zouden planeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geplaneerd hebben
jij zou geplaneerd hebben
hij zou geplaneerd hebben
wij zouden geplaneerd hebben
jullie zouden geplaneerd hebben
zij zouden geplaneerd hebben

Gebiedende wijs
planeer

Aanvoegende wijs
planere

Voorbeelden

  1. Dus de negende steen ligt op een andere planeer.
    So the ninth stone is on another planet.
  2. Ishta zei dat het nog wel even kon duren voor we een geschikte planeer vinden.
    Ishta said it may take a considerable time to find a suitable planet for our new home.
  3. Dat heet planeren.
    It 's called hydroplaning.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden