Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: plamuren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geplamuurd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik plamuur
jij plamuurt
hij plamuurt
wij plamuren
jullie plamuren
zij plamuren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geplamuurd
jij hebt geplamuurd
hij heeft geplamuurd
wij hebben geplamuurd
jullie hebben geplamuurd
zij hebben geplamuurd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik plamuurde
jij plamuurde
hij plamuurde
wij plamuurden
jullie plamuurden
zij plamuurden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geplamuurd
jij had geplamuurd
hij had geplamuurd
wij hadden geplamuurd
jullie hadden geplamuurd
zij hadden geplamuurd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal plamuren
jij zult plamuren
hij zal plamuren
wij zullen plamuren
jullie zullen plamuren
zij zullen plamuren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geplamuurd hebben
jij zult geplamuurd hebben
hij zal geplamuurd hebben
wij zullen geplamuurd hebben
jullie zullen geplamuurd hebben
zij zullen geplamuurd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou plamuren
jij zou plamuren
hij zou plamuren
wij zouden plamuren
jullie zouden plamuren
zij zouden plamuren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geplamuurd hebben
jij zou geplamuurd hebben
hij zou geplamuurd hebben
wij zouden geplamuurd hebben
jullie zouden geplamuurd hebben
zij zouden geplamuurd hebben

Gebiedende wijs
plamuur

Aanvoegende wijs
plamure

Voorbeelden

  1. Plamuur
    Putty or Filler
  2. Het plamuur is shit.
    The plumbing is shot to hell.
  3. Ik heb plamuur bij me.
    I 'll fill it up before we go.
  4. plamuren
    putty (to)
  5. Ik ga de hoek plamuren zodat m' n bed er kan staan.
    Sheetrock that corner space for my bed.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden