Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: plagieren
NL: plagiëren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geplagieerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik plagieer
jij plagieert
hij plagieert
wij plagiëren
jullie plagiëren
zij plagiëren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geplagieerd
jij hebt geplagieerd
hij heeft geplagieerd
wij hebben geplagieerd
jullie hebben geplagieerd
zij hebben geplagieerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik plagieerde
jij plagieerde
hij plagieerde
wij plagieerden
jullie plagieerden
zij plagieerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geplagieerd
jij had geplagieerd
hij had geplagieerd
wij hadden geplagieerd
jullie hadden geplagieerd
zij hadden geplagieerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal plagiëren
jij zult plagiëren
hij zal plagiëren
wij zullen plagiëren
jullie zullen plagiëren
zij zullen plagiëren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geplagieerd hebben
jij zult geplagieerd hebben
hij zal geplagieerd hebben
wij zullen geplagieerd hebben
jullie zullen geplagieerd hebben
zij zullen geplagieerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou plagiëren
jij zou plagiëren
hij zou plagiëren
wij zouden plagiëren
jullie zouden plagiëren
zij zouden plagiëren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geplagieerd hebben
jij zou geplagieerd hebben
hij zou geplagieerd hebben
wij zouden geplagieerd hebben
jullie zouden geplagieerd hebben
zij zouden geplagieerd hebben

Gebiedende wijs
plagieer

Aanvoegende wijs
plagiëre

Voorbeelden

  1. Nee, ik plagieer Mike niet.
    No, I am not plagiarizing Mike.


DE: plagieren    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
plagiert
plagierend

Indikativ Präsens
ich plagiere
du plagierst
er plagiert
wir plagieren
ihr plagiert
sie; Sie plagieren

Indikativ Perfekt
ich habe plagiert
du hast plagiert
er hat plagiert
wir haben plagiert
ihr habt plagiert
sie; Sie haben plagiert

Indikativ Präteritum
ich plagierte
du plagiertest
er plagierte
wir plagierten
ihr plagiertet
sie; Sie plagierten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte plagiert
du hattest plagiert
er hatte plagiert
wir hatten plagiert
ihr hattet plagiert
sie; Sie hatten plagiert

Indikativ Futur I
ich werde plagieren
du wirst plagieren
er wird plagieren
wir werden plagieren
ihr werdet plagieren
sie; Sie werden plagieren

Indikativ Futur II
ich werde plagiert haben
du wirst plagiert haben
er wird plagiert haben
wir werden plagiert haben
ihr werdet plagiert haben
sie; Sie werden plagiert haben

Konjunktiv I Präsens
ich plagiere
du plagierest
er plagiere
wir plagieren
ihr plagieret
sie; Sie plagieren

Konjunktiv I Perfekt
ich habe plagiert
du habest plagiert
er habe plagiert
wir haben plagiert
ihr habet plagiert
sie; Sie haben plagiert

Konjunktiv II Präsens
ich plagierte
du plagiertest
er plagierte
wir plagierten
ihr plagiertet
sie; Sie plagierten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte plagiert
du hättest plagiert
er hätte plagiert
wir hätten plagiert
ihr hättet plagiert
sie; Sie hätten plagiert

Konjunktiv II Futur I
ich würde plagieren
du würdest plagieren
er würde plagieren
wir würden plagieren
ihr würdet plagieren
sie; Sie würden plagieren

Konjunktiv II Futur II
ich würde plagiert haben
du würdest plagiert haben
er würde plagiert haben
wir würden plagiert haben
ihr würdet plagiert haben
sie; Sie würden plagiert haben

der Imperativ
du plagiere


Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden