NL: plaatsnemen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
plaatsgenomen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik neem plaats jij neemt plaats hij neemt plaats wij nemen plaats jullie nemen plaats zij nemen plaats
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik plaatsneem dat jij plaatsneemt dat hij plaatsneemt dat wij plaatsnemen dat jullie plaatsnemen dat zij plaatsnemen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb plaatsgenomen jij hebt plaatsgenomen hij heeft plaatsgenomen wij hebben plaatsgenomen jullie hebben plaatsgenomen zij hebben plaatsgenomen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik nam plaats jij nam plaats hij nam plaats wij namen plaats jullie namen plaats zij namen plaats
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik plaatsnam dat jij plaatsnam dat hij plaatsnam dat wij plaatsnamen dat jullie plaatsnamen dat zij plaatsnamen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had plaatsgenomen jij had plaatsgenomen hij had plaatsgenomen wij hadden plaatsgenomen jullie hadden plaatsgenomen zij hadden plaatsgenomen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal plaatsnemen jij zult plaatsnemen hij zal plaatsnemen wij zullen plaatsnemen jullie zullen plaatsnemen zij zullen plaatsnemen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal plaatsgenomen hebben jij zult plaatsgenomen hebben hij zal plaatsgenomen hebben wij zullen plaatsgenomen hebben jullie zullen plaatsgenomen hebben zij zullen plaatsgenomen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou plaatsnemen jij zou plaatsnemen hij zou plaatsnemen wij zouden plaatsnemen jullie zouden plaatsnemen zij zouden plaatsnemen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou plaatsgenomen hebben jij zou plaatsgenomen hebben hij zou plaatsgenomen hebben wij zouden plaatsgenomen hebben jullie zouden plaatsgenomen hebben zij zouden plaatsgenomen hebben
|
Gebiedende wijs |
neem plaats
|
Aanvoegende wijs |
plaatsneme |