Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: plaatshebben

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
plaatsgehad

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik heb plaats
jij hebt plaats
hij heeft plaats
wij hebben plaats
jullie hebben plaats
zij hebben plaats

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik plaatsheb
dat jij plaatshebt
dat hij plaatsheeft
dat wij plaatshebben
dat jullie plaatshebben
dat zij plaatshebben

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb plaatsgehad
jij hebt plaatsgehad
hij heeft plaatsgehad
wij hebben plaatsgehad
jullie hebben plaatsgehad
zij hebben plaatsgehad

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik had plaats
jij had plaats
hij had plaats
wij hadden plaats
jullie hadden plaats
zij hadden plaats

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik plaatshad
dat jij plaatshad
dat hij plaatshad
dat wij plaatshadden
dat jullie plaatshadden
dat zij plaatshadden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had plaatsgehad
jij had plaatsgehad
hij had plaatsgehad
wij hadden plaatsgehad
jullie hadden plaatsgehad
zij hadden plaatsgehad

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal plaatshebben
jij zult plaatshebben
hij zal plaatshebben
wij zullen plaatshebben
jullie zullen plaatshebben
zij zullen plaatshebben

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal plaatsgehad hebben
jij zult plaatsgehad hebben
hij zal plaatsgehad hebben
wij zullen plaatsgehad hebben
jullie zullen plaatsgehad hebben
zij zullen plaatsgehad hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou plaatshebben
jij zou plaatshebben
hij zou plaatshebben
wij zouden plaatshebben
jullie zouden plaatshebben
zij zouden plaatshebben

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou plaatsgehad hebben
jij zou plaatsgehad hebben
hij zou plaatsgehad hebben
wij zouden plaatsgehad hebben
jullie zouden plaatsgehad hebben
zij zouden plaatsgehad hebben

Gebiedende wijs
heb plaats

Aanvoegende wijs
plaatshebbe

Voorbeelden

  1. Ik heb plaats delicten gezien.
    I 've seen crime scenes.
  2. Ik heb plaats voor een paar vingers van jou.
    I 've got room for a couple of your fingers.
  3. Niet vergeten wat ik je gezegd heb, plaats je voet.
    Don 't forget what I told you, set your feet.
  4. Ik heb plaats in het team en die is van jou als je het wil.
    I 've got a space on the team and it 's yours if you want it.
  5. De familieleden discuteren in welke kerk de ceremonie moet plaatshebben.
    The relatives are fighting over which church to have the ceremony in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden