1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. pink

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to pink    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
pinking

Present simple (ott)
I pink
you pink
he pinks
we pink
you pink
they pink

Present perfect (vtt)
I have pinked
you have pinked
he has pinked
we have pinked
you have pinked
they have pinked

Past Simple (ovt)
I pinked
you pinked
he pinked
we pinked
you pinked
they pinked

Past perfect (vvt)
I had pinked
you had pinked
he had pinked
we had pinked
you had pinked
they had pinked

Present future (ottt)
I will pink
you will pink
he will pink
we will pink
you will pink
they will pink

Present future perfect (vttt)
I will have pinked
you will have pinked
he will have pinked
we will have pinked
you will have pinked
they will have pinked

Past future (ovtt)
I would pink
you would pink
he would pink
we would pink
you would pink
they would pink

Past future perfect (vvtt)
I would have pinked
you would have pinked
he would have pinked
we would have pinked
you would have pinked
they would have pinked


Voorbeelden

  1. Pink belt, pink shoes.
    Roze riem, roze schoenen.
  2. Pink
    Roze
  3. Pink is never just pink.
    Roze is nooit zomaar roze.
  4. Three pink elephants, two pink elephants, one pink elephant.
    Drie roze olifanten, twee roze olifanten, een roze olifant.
  5. Crispy pink bellies!
    Knapperige roze buiken.
  6. Danielle loves pink.
    Danielle houdt van roze.
  7. Operation Pink Mist.
    Operatie Pink Mist.
  8. Her pink suitcase.
    Haar roze koffer.
  9. And pink lipstick.
    En roze lippenstift.
  10. Pink-backed Pelican
    Kleine Pelikaan

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try