NL: piketten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepiket
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik piket jij piket hij piket wij piketten jullie piketten zij piketten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepiket jij hebt gepiket hij heeft gepiket wij hebben gepiket jullie hebben gepiket zij hebben gepiket
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik pikette jij pikette hij pikette wij piketten jullie piketten zij piketten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepiket jij had gepiket hij had gepiket wij hadden gepiket jullie hadden gepiket zij hadden gepiket
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal piketten jij zult piketten hij zal piketten wij zullen piketten jullie zullen piketten zij zullen piketten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepiket hebben jij zult gepiket hebben hij zal gepiket hebben wij zullen gepiket hebben jullie zullen gepiket hebben zij zullen gepiket hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou piketten jij zou piketten hij zou piketten wij zouden piketten jullie zouden piketten zij zouden piketten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepiket hebben jij zou gepiket hebben hij zou gepiket hebben wij zouden gepiket hebben jullie zouden gepiket hebben zij zouden gepiket hebben
|
Gebiedende wijs |
piket
|
Aanvoegende wijs |
pikette |