NL: personifiëren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepersonifieerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik personifieer jij personifieert hij personifieert wij personifiëren jullie personifiëren zij personifiëren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepersonifieerd jij hebt gepersonifieerd hij heeft gepersonifieerd wij hebben gepersonifieerd jullie hebben gepersonifieerd zij hebben gepersonifieerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik personifieerde jij personifieerde hij personifieerde wij personifieerden jullie personifieerden zij personifieerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepersonifieerd jij had gepersonifieerd hij had gepersonifieerd wij hadden gepersonifieerd jullie hadden gepersonifieerd zij hadden gepersonifieerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal personifiëren jij zult personifiëren hij zal personifiëren wij zullen personifiëren jullie zullen personifiëren zij zullen personifiëren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepersonifieerd hebben jij zult gepersonifieerd hebben hij zal gepersonifieerd hebben wij zullen gepersonifieerd hebben jullie zullen gepersonifieerd hebben zij zullen gepersonifieerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou personifiëren jij zou personifiëren hij zou personifiëren wij zouden personifiëren jullie zouden personifiëren zij zouden personifiëren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepersonifieerd hebben jij zou gepersonifieerd hebben hij zou gepersonifieerd hebben wij zouden gepersonifieerd hebben jullie zouden gepersonifieerd hebben zij zouden gepersonifieerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
personifieer
|
| Aanvoegende wijs |
| personifiëre |