NL: periodiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geperiodiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik periodiseer jij periodiseert hij periodiseert wij periodiseren jullie periodiseren zij periodiseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geperiodiseerd jij hebt geperiodiseerd hij heeft geperiodiseerd wij hebben geperiodiseerd jullie hebben geperiodiseerd zij hebben geperiodiseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik periodiseerde jij periodiseerde hij periodiseerde wij periodiseerden jullie periodiseerden zij periodiseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geperiodiseerd jij had geperiodiseerd hij had geperiodiseerd wij hadden geperiodiseerd jullie hadden geperiodiseerd zij hadden geperiodiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal periodiseren jij zult periodiseren hij zal periodiseren wij zullen periodiseren jullie zullen periodiseren zij zullen periodiseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geperiodiseerd hebben jij zult geperiodiseerd hebben hij zal geperiodiseerd hebben wij zullen geperiodiseerd hebben jullie zullen geperiodiseerd hebben zij zullen geperiodiseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou periodiseren jij zou periodiseren hij zou periodiseren wij zouden periodiseren jullie zouden periodiseren zij zouden periodiseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geperiodiseerd hebben jij zou geperiodiseerd hebben hij zou geperiodiseerd hebben wij zouden geperiodiseerd hebben jullie zouden geperiodiseerd hebben zij zouden geperiodiseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
periodiseer
|
Aanvoegende wijs |
periodisere |