Voorbeelden

1. Nos ennemis perdure.
   Onze vijanden zijn er.
2. Et mon oeuvre perdure.
   Mijn werk blijft voortbestaan.
3. Mais Duffman, le symbole, perdure.
   Maar Duffman, het idee erachter, gaat door.
4. C' est tout ce qui perdure.
   Dat is het enige wat verder leeft.
5. Je voudrais que ce moment perdure.
   Ik wou dat het altijd zo was.
6. C' est le nom de famille qui perdure.
   Maar de familienaam leeft verder.
7. C' est la raison pour laquelle le mythe perdure.
   Daarom heeft de mythe stand gehouden.
8. Pense aux milliers de morts si la peste perdure.
   Denk eens aan de doden die vallen als de pest niet ophoudt.
9. Ecoute, la dernière fois, je voulais que la partie perdure.
   Kijk, voor de laatste keer, Ik wou dat het spel voort ging.
10. Si cette situation perdure, elle et nous serons en danger
    Als deze toestand aan houd, dan zijn zowel zei als wij in gevaar.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden