NL: percipiëren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepercipieerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik percipieer jij percipieert hij percipieert wij percipiëren jullie percipiëren zij percipiëren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepercipieerd jij hebt gepercipieerd hij heeft gepercipieerd wij hebben gepercipieerd jullie hebben gepercipieerd zij hebben gepercipieerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik percipieerde jij percipieerde hij percipieerde wij percipieerden jullie percipieerden zij percipieerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepercipieerd jij had gepercipieerd hij had gepercipieerd wij hadden gepercipieerd jullie hadden gepercipieerd zij hadden gepercipieerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal percipiëren jij zult percipiëren hij zal percipiëren wij zullen percipiëren jullie zullen percipiëren zij zullen percipiëren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepercipieerd hebben jij zult gepercipieerd hebben hij zal gepercipieerd hebben wij zullen gepercipieerd hebben jullie zullen gepercipieerd hebben zij zullen gepercipieerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou percipiëren jij zou percipiëren hij zou percipiëren wij zouden percipiëren jullie zouden percipiëren zij zouden percipiëren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepercipieerd hebben jij zou gepercipieerd hebben hij zou gepercipieerd hebben wij zouden gepercipieerd hebben jullie zouden gepercipieerd hebben zij zouden gepercipieerd hebben
|
Gebiedende wijs |
percipieer
|
Aanvoegende wijs |
percipiëre |