Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: pennen
NL: pennen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gepend

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik pen
jij pent
hij pent
wij pennen
jullie pennen
zij pennen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gepend
jij hebt gepend
hij heeft gepend
wij hebben gepend
jullie hebben gepend
zij hebben gepend

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik pende
jij pende
hij pende
wij penden
jullie penden
zij penden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gepend
jij had gepend
hij had gepend
wij hadden gepend
jullie hadden gepend
zij hadden gepend

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal pennen
jij zult pennen
hij zal pennen
wij zullen pennen
jullie zullen pennen
zij zullen pennen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gepend hebben
jij zult gepend hebben
hij zal gepend hebben
wij zullen gepend hebben
jullie zullen gepend hebben
zij zullen gepend hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou pennen
jij zou pennen
hij zou pennen
wij zouden pennen
jullie zouden pennen
zij zouden pennen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gepend hebben
jij zou gepend hebben
hij zou gepend hebben
wij zouden gepend hebben
jullie zouden gepend hebben
zij zouden gepend hebben

Gebiedende wijs
pen

Aanvoegende wijs
penne


DE: pennen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gepennt
pennend

Indikativ Präsens
ich penne
du pennst
er pennt
wir pennen
ihr pennt
sie; Sie pennen

Indikativ Perfekt
ich habe gepennt
du hast gepennt
er hat gepennt
wir haben gepennt
ihr habt gepennt
sie; Sie haben gepennt

Indikativ Präteritum
ich pennte
du penntest
er pennte
wir pennten
ihr penntet
sie; Sie pennten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gepennt
du hattest gepennt
er hatte gepennt
wir hatten gepennt
ihr hattet gepennt
sie; Sie hatten gepennt

Indikativ Futur I
ich werde pennen
du wirst pennen
er wird pennen
wir werden pennen
ihr werdet pennen
sie; Sie werden pennen

Indikativ Futur II
ich werde gepennt haben
du wirst gepennt haben
er wird gepennt haben
wir werden gepennt haben
ihr werdet gepennt haben
sie; Sie werden gepennt haben

Konjunktiv I Präsens
ich penne
du pennest
er penne
wir pennen
ihr pennet
sie; Sie pennen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gepennt
du habest gepennt
er habe gepennt
wir haben gepennt
ihr habet gepennt
sie; Sie haben gepennt

Konjunktiv II Präsens
ich pennte
du penntest
er pennte
wir pennten
ihr penntet
sie; Sie pennten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gepennt
du hättest gepennt
er hätte gepennt
wir hätten gepennt
ihr hättet gepennt
sie; Sie hätten gepennt

Konjunktiv II Futur I
ich würde pennen
du würdest pennen
er würde pennen
wir würden pennen
ihr würdet pennen
sie; Sie würden pennen

Konjunktiv II Futur II
ich würde gepennt haben
du würdest gepennt haben
er würde gepennt haben
wir würden gepennt haben
ihr würdet gepennt haben
sie; Sie würden gepennt haben

der Imperativ
du penne


Voorbeelden

  1. Penn State, richtig?
    Penn State, toch?
  2. Sean Penn, Bruce Springsteen,
    Bruce Springsteen, Helen Mirren,
  3. Es ist Penn Station.
    Dit is Penn Station.
  4. Paul Anka braucht Penn.
    Paul Anka wil Penn.
  5. Schöner Versuch, Michael Penn.
    Leuk geprobeerd, Michael Penn.
  6. Penn, schau! Fette Beute!
    Kijk, we zijn vangers.
  7. Harriet ging zur Penn State.
    Harriet heeft op Penn State gezeten.
  8. Ich schenke dir Penn Mansion.
    Dit is Penn Mansion.
  9. Das weiß ich nicht, Penn.
    Dat weet ik niet, Penn.
  10. Isaac Penn hat es gestiftet.
    Het was een schenking van Isaac Penn.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden