NL: penetreren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepenetreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik penetreer jij penetreert hij penetreert wij penetreren jullie penetreren zij penetreren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepenetreerd jij hebt gepenetreerd hij heeft gepenetreerd wij hebben gepenetreerd jullie hebben gepenetreerd zij hebben gepenetreerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik penetreerde jij penetreerde hij penetreerde wij penetreerden jullie penetreerden zij penetreerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepenetreerd jij had gepenetreerd hij had gepenetreerd wij hadden gepenetreerd jullie hadden gepenetreerd zij hadden gepenetreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal penetreren jij zult penetreren hij zal penetreren wij zullen penetreren jullie zullen penetreren zij zullen penetreren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepenetreerd hebben jij zult gepenetreerd hebben hij zal gepenetreerd hebben wij zullen gepenetreerd hebben jullie zullen gepenetreerd hebben zij zullen gepenetreerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou penetreren jij zou penetreren hij zou penetreren wij zouden penetreren jullie zouden penetreren zij zouden penetreren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepenetreerd hebben jij zou gepenetreerd hebben hij zou gepenetreerd hebben wij zouden gepenetreerd hebben jullie zouden gepenetreerd hebben zij zouden gepenetreerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
penetreer
|
| Aanvoegende wijs |
| penetrere |