NL: pelgrimeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepelgrimeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik pelgrimeer jij pelgrimeert hij pelgrimeert wij pelgrimeren jullie pelgrimeren zij pelgrimeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepelgrimeerd jij hebt gepelgrimeerd hij heeft gepelgrimeerd wij hebben gepelgrimeerd jullie hebben gepelgrimeerd zij hebben gepelgrimeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik pelgrimeerde jij pelgrimeerde hij pelgrimeerde wij pelgrimeerden jullie pelgrimeerden zij pelgrimeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepelgrimeerd jij had gepelgrimeerd hij had gepelgrimeerd wij hadden gepelgrimeerd jullie hadden gepelgrimeerd zij hadden gepelgrimeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal pelgrimeren jij zult pelgrimeren hij zal pelgrimeren wij zullen pelgrimeren jullie zullen pelgrimeren zij zullen pelgrimeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepelgrimeerd hebben jij zult gepelgrimeerd hebben hij zal gepelgrimeerd hebben wij zullen gepelgrimeerd hebben jullie zullen gepelgrimeerd hebben zij zullen gepelgrimeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou pelgrimeren jij zou pelgrimeren hij zou pelgrimeren wij zouden pelgrimeren jullie zouden pelgrimeren zij zouden pelgrimeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepelgrimeerd hebben jij zou gepelgrimeerd hebben hij zou gepelgrimeerd hebben wij zouden gepelgrimeerd hebben jullie zouden gepelgrimeerd hebben zij zouden gepelgrimeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
pelgrimeer
|
| Aanvoegende wijs |
| pelgrimere |