NL: pedicuren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepedicuurd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik pedicur jij pedicurt hij pedicurt wij pedicuren jullie pedicuren zij pedicuren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepedicuurd jij hebt gepedicuurd hij heeft gepedicuurd wij hebben gepedicuurd jullie hebben gepedicuurd zij hebben gepedicuurd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik pedicuurde jij pedicuurde hij pedicuurde wij pedicuurden jullie pedicuurden zij pedicuurden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepedicuurd jij had gepedicuurd hij had gepedicuurd wij hadden gepedicuurd jullie hadden gepedicuurd zij hadden gepedicuurd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal pedicuren jij zult pedicuren hij zal pedicuren wij zullen pedicuren jullie zullen pedicuren zij zullen pedicuren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepedicuurd hebben jij zult gepedicuurd hebben hij zal gepedicuurd hebben wij zullen gepedicuurd hebben jullie zullen gepedicuurd hebben zij zullen gepedicuurd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou pedicuren jij zou pedicuren hij zou pedicuren wij zouden pedicuren jullie zouden pedicuren zij zouden pedicuren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepedicuurd hebben jij zou gepedicuurd hebben hij zou gepedicuurd hebben wij zouden gepedicuurd hebben jullie zouden gepedicuurd hebben zij zouden gepedicuurd hebben
|
| Gebiedende wijs |
pedicur
|
| Aanvoegende wijs |
| pedicure |