NL: peddelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepeddeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik peddel jij peddelt hij peddelt wij peddelen jullie peddelen zij peddelen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepeddeld jij hebt gepeddeld hij heeft gepeddeld wij hebben gepeddeld jullie hebben gepeddeld zij hebben gepeddeld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik peddelde jij peddelde hij peddelde wij peddelden jullie peddelden zij peddelden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepeddeld jij had gepeddeld hij had gepeddeld wij hadden gepeddeld jullie hadden gepeddeld zij hadden gepeddeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal peddelen jij zult peddelen hij zal peddelen wij zullen peddelen jullie zullen peddelen zij zullen peddelen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepeddeld hebben jij zult gepeddeld hebben hij zal gepeddeld hebben wij zullen gepeddeld hebben jullie zullen gepeddeld hebben zij zullen gepeddeld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou peddelen jij zou peddelen hij zou peddelen wij zouden peddelen jullie zouden peddelen zij zouden peddelen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepeddeld hebben jij zou gepeddeld hebben hij zou gepeddeld hebben wij zouden gepeddeld hebben jullie zouden gepeddeld hebben zij zouden gepeddeld hebben
|
| Gebiedende wijs |
peddel
|
| Aanvoegende wijs |
| peddele |