NL: pavoiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepavoiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik pavoiseer jij pavoiseert hij pavoiseert wij pavoiseren jullie pavoiseren zij pavoiseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepavoiseerd jij hebt gepavoiseerd hij heeft gepavoiseerd wij hebben gepavoiseerd jullie hebben gepavoiseerd zij hebben gepavoiseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik pavoiseerde jij pavoiseerde hij pavoiseerde wij pavoiseerden jullie pavoiseerden zij pavoiseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepavoiseerd jij had gepavoiseerd hij had gepavoiseerd wij hadden gepavoiseerd jullie hadden gepavoiseerd zij hadden gepavoiseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal pavoiseren jij zult pavoiseren hij zal pavoiseren wij zullen pavoiseren jullie zullen pavoiseren zij zullen pavoiseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepavoiseerd hebben jij zult gepavoiseerd hebben hij zal gepavoiseerd hebben wij zullen gepavoiseerd hebben jullie zullen gepavoiseerd hebben zij zullen gepavoiseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou pavoiseren jij zou pavoiseren hij zou pavoiseren wij zouden pavoiseren jullie zouden pavoiseren zij zouden pavoiseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepavoiseerd hebben jij zou gepavoiseerd hebben hij zou gepavoiseerd hebben wij zouden gepavoiseerd hebben jullie zouden gepavoiseerd hebben zij zouden gepavoiseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
pavoiseer
|
Aanvoegende wijs |
pavoisere |