Voorbeelden

1. I can pave the way.
   Ik kan het pad leggen.
2. People pave the way for me.
   Mensen de weg vrijmaken voor mij.
3. Pave Atlantic Avenue, lay down trolley tracks.
   Bestraat Atlantic Avenue, met tramrails.
4. You want me to pave the way for you.
   Wil je dat ik om de weg vrij te maken voor u.
5. Use their blood to pave your road to victory!
   Gebruik hun bloed om je pad naar de overwinning te bestraten!
6. We 'll pave over the area, then move on.
   We zullen het wegdek herleggen. Het leven gaat door.
7. Why can 't you people pave these damn roads?
   Waarom verharden jullie die rotwegen niet?
8. He hoped his bed-time stories would pave the way.
   Hij hoopte dat zijn verhaaltjes voor het slapen de weg zouden banen.
9. This book is gonna pave the way up the ladder.
   Dit boek zorgt ervoor dat ik kan opklimmen op de ladder.
10. He said the government won 't even pave a six-mile dirt road.
    Hij zei dat de overheid niet eens de wegen wil bestraten.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden