NL: patineren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepatineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik patineer jij patineert hij patineert wij patineren jullie patineren zij patineren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepatineerd jij hebt gepatineerd hij heeft gepatineerd wij hebben gepatineerd jullie hebben gepatineerd zij hebben gepatineerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik patineerde jij patineerde hij patineerde wij patineerden jullie patineerden zij patineerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepatineerd jij had gepatineerd hij had gepatineerd wij hadden gepatineerd jullie hadden gepatineerd zij hadden gepatineerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal patineren jij zult patineren hij zal patineren wij zullen patineren jullie zullen patineren zij zullen patineren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepatineerd hebben jij zult gepatineerd hebben hij zal gepatineerd hebben wij zullen gepatineerd hebben jullie zullen gepatineerd hebben zij zullen gepatineerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou patineren jij zou patineren hij zou patineren wij zouden patineren jullie zouden patineren zij zouden patineren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepatineerd hebben jij zou gepatineerd hebben hij zou gepatineerd hebben wij zouden gepatineerd hebben jullie zouden gepatineerd hebben zij zouden gepatineerd hebben
|
Gebiedende wijs |
patineer
|
Aanvoegende wijs |
patinere |