NL: partyen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepartyd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik party jij partyt hij partyt wij partyen jullie partyen zij partyen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepartyd jij hebt gepartyd hij heeft gepartyd wij hebben gepartyd jullie hebben gepartyd zij hebben gepartyd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik partyde jij partyde hij partyde wij partyden jullie partyden zij partyden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepartyd jij had gepartyd hij had gepartyd wij hadden gepartyd jullie hadden gepartyd zij hadden gepartyd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal partyen jij zult partyen hij zal partyen wij zullen partyen jullie zullen partyen zij zullen partyen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepartyd hebben jij zult gepartyd hebben hij zal gepartyd hebben wij zullen gepartyd hebben jullie zullen gepartyd hebben zij zullen gepartyd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou partyen jij zou partyen hij zou partyen wij zouden partyen jullie zouden partyen zij zouden partyen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepartyd hebben jij zou gepartyd hebben hij zou gepartyd hebben wij zouden gepartyd hebben jullie zouden gepartyd hebben zij zouden gepartyd hebben
|
Gebiedende wijs |
party
|
Aanvoegende wijs |
partye |