NL: participeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geparticipeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik participeer jij participeert hij participeert wij participeren jullie participeren zij participeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geparticipeerd jij hebt geparticipeerd hij heeft geparticipeerd wij hebben geparticipeerd jullie hebben geparticipeerd zij hebben geparticipeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik participeerde jij participeerde hij participeerde wij participeerden jullie participeerden zij participeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geparticipeerd jij had geparticipeerd hij had geparticipeerd wij hadden geparticipeerd jullie hadden geparticipeerd zij hadden geparticipeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal participeren jij zult participeren hij zal participeren wij zullen participeren jullie zullen participeren zij zullen participeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geparticipeerd hebben jij zult geparticipeerd hebben hij zal geparticipeerd hebben wij zullen geparticipeerd hebben jullie zullen geparticipeerd hebben zij zullen geparticipeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou participeren jij zou participeren hij zou participeren wij zouden participeren jullie zouden participeren zij zouden participeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geparticipeerd hebben jij zou geparticipeerd hebben hij zou geparticipeerd hebben wij zouden geparticipeerd hebben jullie zouden geparticipeerd hebben zij zouden geparticipeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
participeer
|
| Aanvoegende wijs |
| participere |