Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: parodieren
NL: parodiëren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geparodieerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik parodieer
jij parodieert
hij parodieert
wij parodiëren
jullie parodiëren
zij parodiëren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geparodieerd
jij hebt geparodieerd
hij heeft geparodieerd
wij hebben geparodieerd
jullie hebben geparodieerd
zij hebben geparodieerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik parodieerde
jij parodieerde
hij parodieerde
wij parodieerden
jullie parodieerden
zij parodieerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geparodieerd
jij had geparodieerd
hij had geparodieerd
wij hadden geparodieerd
jullie hadden geparodieerd
zij hadden geparodieerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal parodiëren
jij zult parodiëren
hij zal parodiëren
wij zullen parodiëren
jullie zullen parodiëren
zij zullen parodiëren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geparodieerd hebben
jij zult geparodieerd hebben
hij zal geparodieerd hebben
wij zullen geparodieerd hebben
jullie zullen geparodieerd hebben
zij zullen geparodieerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou parodiëren
jij zou parodiëren
hij zou parodiëren
wij zouden parodiëren
jullie zouden parodiëren
zij zouden parodiëren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geparodieerd hebben
jij zou geparodieerd hebben
hij zou geparodieerd hebben
wij zouden geparodieerd hebben
jullie zouden geparodieerd hebben
zij zouden geparodieerd hebben

Gebiedende wijs
parodieer

Aanvoegende wijs
parodiëre


DE: parodieren    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
parodiert
parodierend

Indikativ Präsens
ich parodiere
du parodierst
er parodiert
wir parodieren
ihr parodiert
sie; Sie parodieren

Indikativ Perfekt
ich habe parodiert
du hast parodiert
er hat parodiert
wir haben parodiert
ihr habt parodiert
sie; Sie haben parodiert

Indikativ Präteritum
ich parodierte
du parodiertest
er parodierte
wir parodierten
ihr parodiertet
sie; Sie parodierten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte parodiert
du hattest parodiert
er hatte parodiert
wir hatten parodiert
ihr hattet parodiert
sie; Sie hatten parodiert

Indikativ Futur I
ich werde parodieren
du wirst parodieren
er wird parodieren
wir werden parodieren
ihr werdet parodieren
sie; Sie werden parodieren

Indikativ Futur II
ich werde parodiert haben
du wirst parodiert haben
er wird parodiert haben
wir werden parodiert haben
ihr werdet parodiert haben
sie; Sie werden parodiert haben

Konjunktiv I Präsens
ich parodiere
du parodierest
er parodiere
wir parodieren
ihr parodieret
sie; Sie parodieren

Konjunktiv I Perfekt
ich habe parodiert
du habest parodiert
er habe parodiert
wir haben parodiert
ihr habet parodiert
sie; Sie haben parodiert

Konjunktiv II Präsens
ich parodierte
du parodiertest
er parodierte
wir parodierten
ihr parodiertet
sie; Sie parodierten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte parodiert
du hättest parodiert
er hätte parodiert
wir hätten parodiert
ihr hättet parodiert
sie; Sie hätten parodiert

Konjunktiv II Futur I
ich würde parodieren
du würdest parodieren
er würde parodieren
wir würden parodieren
ihr würdet parodieren
sie; Sie würden parodieren

Konjunktiv II Futur II
ich würde parodiert haben
du würdest parodiert haben
er würde parodiert haben
wir würden parodiert haben
ihr würdet parodiert haben
sie; Sie würden parodiert haben

der Imperativ
du parodiere


Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden