NL: paragraferen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geparagrafeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik paragrafeer jij paragrafeert hij paragrafeert wij paragraferen jullie paragraferen zij paragraferen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geparagrafeerd jij hebt geparagrafeerd hij heeft geparagrafeerd wij hebben geparagrafeerd jullie hebben geparagrafeerd zij hebben geparagrafeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik paragrafeerde jij paragrafeerde hij paragrafeerde wij paragrafeerden jullie paragrafeerden zij paragrafeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geparagrafeerd jij had geparagrafeerd hij had geparagrafeerd wij hadden geparagrafeerd jullie hadden geparagrafeerd zij hadden geparagrafeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal paragraferen jij zult paragraferen hij zal paragraferen wij zullen paragraferen jullie zullen paragraferen zij zullen paragraferen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geparagrafeerd hebben jij zult geparagrafeerd hebben hij zal geparagrafeerd hebben wij zullen geparagrafeerd hebben jullie zullen geparagrafeerd hebben zij zullen geparagrafeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou paragraferen jij zou paragraferen hij zou paragraferen wij zouden paragraferen jullie zouden paragraferen zij zouden paragraferen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geparagrafeerd hebben jij zou geparagrafeerd hebben hij zou geparagrafeerd hebben wij zouden geparagrafeerd hebben jullie zouden geparagrafeerd hebben zij zouden geparagrafeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
paragrafeer
|
| Aanvoegende wijs |
| paragrafere |