NL: paragliden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geparaglided
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik paraglide jij paraglidet hij paraglidet wij paragliden jullie paragliden zij paragliden
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geparaglided jij hebt geparaglided hij heeft geparaglided wij hebben geparaglided jullie hebben geparaglided zij hebben geparaglided
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik paraglidede jij paraglidede hij paraglidede wij paraglideden jullie paraglideden zij paraglideden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geparaglided jij had geparaglided hij had geparaglided wij hadden geparaglided jullie hadden geparaglided zij hadden geparaglided
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal paragliden jij zult paragliden hij zal paragliden wij zullen paragliden jullie zullen paragliden zij zullen paragliden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geparaglided hebben jij zult geparaglided hebben hij zal geparaglided hebben wij zullen geparaglided hebben jullie zullen geparaglided hebben zij zullen geparaglided hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou paragliden jij zou paragliden hij zou paragliden wij zouden paragliden jullie zouden paragliden zij zouden paragliden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geparaglided hebben jij zou geparaglided hebben hij zou geparaglided hebben wij zouden geparaglided hebben jullie zouden geparaglided hebben zij zouden geparaglided hebben
|
Gebiedende wijs |
paraglide
|
Aanvoegende wijs |
paraglide |