NL: paraderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geparadeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik paradeer jij paradeert hij paradeert wij paraderen jullie paraderen zij paraderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geparadeerd jij hebt geparadeerd hij heeft geparadeerd wij hebben geparadeerd jullie hebben geparadeerd zij hebben geparadeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik paradeerde jij paradeerde hij paradeerde wij paradeerden jullie paradeerden zij paradeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geparadeerd jij had geparadeerd hij had geparadeerd wij hadden geparadeerd jullie hadden geparadeerd zij hadden geparadeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal paraderen jij zult paraderen hij zal paraderen wij zullen paraderen jullie zullen paraderen zij zullen paraderen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geparadeerd hebben jij zult geparadeerd hebben hij zal geparadeerd hebben wij zullen geparadeerd hebben jullie zullen geparadeerd hebben zij zullen geparadeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou paraderen jij zou paraderen hij zou paraderen wij zouden paraderen jullie zouden paraderen zij zouden paraderen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geparadeerd hebben jij zou geparadeerd hebben hij zou geparadeerd hebben wij zouden geparadeerd hebben jullie zouden geparadeerd hebben zij zouden geparadeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
paradeer
|
Aanvoegende wijs |
paradere |