Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: paneren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gepaneerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik paneer
jij paneert
hij paneert
wij paneren
jullie paneren
zij paneren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gepaneerd
jij hebt gepaneerd
hij heeft gepaneerd
wij hebben gepaneerd
jullie hebben gepaneerd
zij hebben gepaneerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik paneerde
jij paneerde
hij paneerde
wij paneerden
jullie paneerden
zij paneerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gepaneerd
jij had gepaneerd
hij had gepaneerd
wij hadden gepaneerd
jullie hadden gepaneerd
zij hadden gepaneerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal paneren
jij zult paneren
hij zal paneren
wij zullen paneren
jullie zullen paneren
zij zullen paneren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gepaneerd hebben
jij zult gepaneerd hebben
hij zal gepaneerd hebben
wij zullen gepaneerd hebben
jullie zullen gepaneerd hebben
zij zullen gepaneerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou paneren
jij zou paneren
hij zou paneren
wij zouden paneren
jullie zouden paneren
zij zouden paneren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gepaneerd hebben
jij zou gepaneerd hebben
hij zou gepaneerd hebben
wij zouden gepaneerd hebben
jullie zouden gepaneerd hebben
zij zouden gepaneerd hebben

Gebiedende wijs
paneer

Aanvoegende wijs
panere

Voorbeelden

  1. Sag paneer en vindaloo.
    Saag paneer and veggie vindaloo.
  2. We hebben Saag Paneer.
    We 've got saag paneer.
  3. Saag paneer moet je leren eten.
    Saag paneer is an acquired taste.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden