NL: palmen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepalmd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik palm jij palmt hij palmt wij palmen jullie palmen zij palmen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepalmd jij hebt gepalmd hij heeft gepalmd wij hebben gepalmd jullie hebben gepalmd zij hebben gepalmd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik palmde jij palmde hij palmde wij palmden jullie palmden zij palmden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepalmd jij had gepalmd hij had gepalmd wij hadden gepalmd jullie hadden gepalmd zij hadden gepalmd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal palmen jij zult palmen hij zal palmen wij zullen palmen jullie zullen palmen zij zullen palmen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepalmd hebben jij zult gepalmd hebben hij zal gepalmd hebben wij zullen gepalmd hebben jullie zullen gepalmd hebben zij zullen gepalmd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou palmen jij zou palmen hij zou palmen wij zouden palmen jullie zouden palmen zij zouden palmen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepalmd hebben jij zou gepalmd hebben hij zou gepalmd hebben wij zouden gepalmd hebben jullie zouden gepalmd hebben zij zouden gepalmd hebben
|
Gebiedende wijs |
palm
|
Aanvoegende wijs |
palme |