NL: palissaderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gepalissadeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik palissadeer jij palissadeert hij palissadeert wij palissaderen jullie palissaderen zij palissaderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepalissadeerd jij hebt gepalissadeerd hij heeft gepalissadeerd wij hebben gepalissadeerd jullie hebben gepalissadeerd zij hebben gepalissadeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik palissadeerde jij palissadeerde hij palissadeerde wij palissadeerden jullie palissadeerden zij palissadeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepalissadeerd jij had gepalissadeerd hij had gepalissadeerd wij hadden gepalissadeerd jullie hadden gepalissadeerd zij hadden gepalissadeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal palissaderen jij zult palissaderen hij zal palissaderen wij zullen palissaderen jullie zullen palissaderen zij zullen palissaderen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepalissadeerd hebben jij zult gepalissadeerd hebben hij zal gepalissadeerd hebben wij zullen gepalissadeerd hebben jullie zullen gepalissadeerd hebben zij zullen gepalissadeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou palissaderen jij zou palissaderen hij zou palissaderen wij zouden palissaderen jullie zouden palissaderen zij zouden palissaderen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepalissadeerd hebben jij zou gepalissadeerd hebben hij zou gepalissadeerd hebben wij zouden gepalissadeerd hebben jullie zouden gepalissadeerd hebben zij zouden gepalissadeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
palissadeer
|
Aanvoegende wijs |
palissadere |