NL: paintballen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gepaintballd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik paintball jij paintballt hij paintballt wij paintballen jullie paintballen zij paintballen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gepaintballd jij hebt gepaintballd hij heeft gepaintballd wij hebben gepaintballd jullie hebben gepaintballd zij hebben gepaintballd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik paintballde jij paintballde hij paintballde wij paintballden jullie paintballden zij paintballden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gepaintballd jij had gepaintballd hij had gepaintballd wij hadden gepaintballd jullie hadden gepaintballd zij hadden gepaintballd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal paintballen jij zult paintballen hij zal paintballen wij zullen paintballen jullie zullen paintballen zij zullen paintballen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gepaintballd hebben jij zult gepaintballd hebben hij zal gepaintballd hebben wij zullen gepaintballd hebben jullie zullen gepaintballd hebben zij zullen gepaintballd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou paintballen jij zou paintballen hij zou paintballen wij zouden paintballen jullie zouden paintballen zij zouden paintballen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gepaintballd hebben jij zou gepaintballd hebben hij zou gepaintballd hebben wij zouden gepaintballd hebben jullie zouden gepaintballd hebben zij zouden gepaintballd hebben
|
| Gebiedende wijs |
paintball
|
| Aanvoegende wijs |
| paintballe |