Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overzetten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgezet

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik zet over
jij zet over
hij zet over
wij zetten over
jullie zetten over
zij zetten over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overzet
dat jij overzet
dat hij overzet
dat wij overzetten
dat jullie overzetten
dat zij overzetten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgezet
jij hebt overgezet
hij heeft overgezet
wij hebben overgezet
jullie hebben overgezet
zij hebben overgezet

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik zette over
jij zette over
hij zette over
wij zetten over
jullie zetten over
zij zetten over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overzette
dat jij overzette
dat hij overzette
dat wij overzetten
dat jullie overzetten
dat zij overzetten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgezet
jij had overgezet
hij had overgezet
wij hadden overgezet
jullie hadden overgezet
zij hadden overgezet

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overzetten
jij zult overzetten
hij zal overzetten
wij zullen overzetten
jullie zullen overzetten
zij zullen overzetten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgezet hebben
jij zult overgezet hebben
hij zal overgezet hebben
wij zullen overgezet hebben
jullie zullen overgezet hebben
zij zullen overgezet hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overzetten
jij zou overzetten
hij zou overzetten
wij zouden overzetten
jullie zouden overzetten
zij zouden overzetten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgezet hebben
jij zou overgezet hebben
hij zou overgezet hebben
wij zouden overgezet hebben
jullie zouden overgezet hebben
zij zouden overgezet hebben

Gebiedende wijs
zet over

Aanvoegende wijs
overzette

Voorbeelden

  1. Er blijft nog maar één zet over.
    There 's only one move left.
  2. Laten we hem overzetten.
    Let 's get him across.
  3. Ik mag alles overzetten.
    I got stuck logging all the footage.
  4. Het overzetten gaat niet automatisch.
    The appointments don 't transfer automatically.
  5. Je wilt dat ik het recht zet over wat er gebeurd is die avond.
    You want me to set the record straight about what happened the other night.
  6. Het alarm overzetten op de noodstroom.
    Is reroute the alarm to the emergency power system.
  7. Ik zal je in mijn boot overzetten.
    I 'll float you over on my boat.
  8. We gaan onze antimaterie naar hun schip overzetten.
    We 're going to transfer our antimatter to their ship.
  9. Iets dat het kan overzetten van haar ogen naar een monitor.
    Something that could translate from her eyes to a monitor.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden