Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: overvliegen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
overgevlogen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vlieg over
jij vliegt over
hij vliegt over
wij vliegen over
jullie vliegen over
zij vliegen over

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overvlieg
dat jij overvliegt
dat hij overvliegt
dat wij overvliegen
dat jullie overvliegen
dat zij overvliegen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb overgevlogen
jij hebt overgevlogen
hij heeft overgevlogen
wij hebben overgevlogen
jullie hebben overgevlogen
zij hebben overgevlogen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vloog over
jij vloog over
hij vloog over
wij vlogen over
jullie vlogen over
zij vlogen over

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik overvloog
dat jij overvloog
dat hij overvloog
dat wij overvlogen
dat jullie overvlogen
dat zij overvlogen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had overgevlogen
jij had overgevlogen
hij had overgevlogen
wij hadden overgevlogen
jullie hadden overgevlogen
zij hadden overgevlogen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal overvliegen
jij zult overvliegen
hij zal overvliegen
wij zullen overvliegen
jullie zullen overvliegen
zij zullen overvliegen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal overgevlogen hebben
jij zult overgevlogen hebben
hij zal overgevlogen hebben
wij zullen overgevlogen hebben
jullie zullen overgevlogen hebben
zij zullen overgevlogen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou overvliegen
jij zou overvliegen
hij zou overvliegen
wij zouden overvliegen
jullie zouden overvliegen
zij zouden overvliegen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou overgevlogen hebben
jij zou overgevlogen hebben
hij zou overgevlogen hebben
wij zouden overgevlogen hebben
jullie zouden overgevlogen hebben
zij zouden overgevlogen hebben

Gebiedende wijs
vlieg over

Aanvoegende wijs
overvliege

Voorbeelden

  1. Ik vlieg over twee uur naar Syrië.
    I 'm supposed to be on a plane to Syria in two hours.
  2. Liet hij biefstukken overvliegen?
    He air-expressed him steaks?
  3. Zal ik laag overvliegen?
    Want me to swoop' em? Over.
  4. Commando verzoekt signaal voor overvliegen.
    Command requesting signal for flyby.
  5. Ik liet de hele band overvliegen.
    Flew the whole band out here for the weekend.
  6. Wij kunnen misschien informanten vanuit Helsinki overvliegen.
    We might be able to fly some assets down from Helsinki.
  7. Zou binnenkort de waarheid overvliegen naar Manhattan?
    Was it a just matter of time before the truth blew across Manhattan?
  8. Bedankt dat je me hebt laten overvliegen.
    Thank you for flying me out here.
  9. Jij hebt dit niet laten overvliegen van mijn geboortestad.
    Where do you think? You did not seriously have this flown out from my hometown.
  10. Het ministerie van Justitie laat een waardevol pakje overvliegen.
    Department of Justice is flying in a high-value package.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden